Weinig of kort psychische klachten bij borstkanker

Getty Images

GRONINGEN - Veel vrouwen hebben weinig of maar kort psychische problemen nadat ze de diagnose borstkanker hebben gekregen. Dat blijkt uit onderzoek waarop Inge Henselmans op 28 oktober promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen.

In Nederland krijgt circa één op de negen vrouwen borstkanker. De diagnose is altijd ingrijpend. Maar nu de behandelmogelijkheden toenemen en het 'taboe' rond de ziekte verdwenen is, wordt de ziekte minder vaak een levensbedreigende, traumatische ervaring. Met name vrouwen met een sterk gevoel van controle over het eigen leven hebben relatief weinig psychische klachten.

Voor het onderzoek vulden ruim 900 vrouwen meerdere malen vragenlijsten in. Bij 242 van de vrouwen was borstkanker vastgesteld. 670 gingen naar het ziekenhuis op verdenking van borstkanker, maar bleken geen kanker te hebben.
 
Veerkrachtig
Alle vrouwen werden op meerdere momenten ondervraagd: zowel voor als na de diagnose, en zowel voor als na eventuele behandeling. "Vrouwen realiseren zich prima welke risico's de ziekte met zich meebrengt", licht Henselmans haar onderzoek toe, "maar blijken over het algemeen zeer veerkrachtig."

Toch doorloopt niet iedereen het ziektetraject zonder problemen. Vooral kort na de diagnose kampt een groot aantal vrouwen die bestraling en/of chemotherapie ondergaan met angst voor wat er komen gaat, en andere psychische klachten.

Psychische klachten
Over het algemeen herstellen vrouwen zich in de maanden na afronding van de behandeling. Een derde van de vrouwen ervaart zelfs op geen enkel moment na de diagnose psychische problemen.

Daar staat een kleine groep vrouwen tegenover die pas na de behandeling voor het eerst psychische klachten krijgen, of zelfs gedurende het gehele ziekenhuistraject problemen houden.

De onderzoeksresultaten bieden volgens Henselmans mogelijkheden voor psychologische hulpverleners. "Mijn onderzoek laat zien dat vrouwen op verschillende momenten verschillende emotionele reacties vertonen. Daar moet meer aandacht voor komen."

Auteur 
Bron 
  • Rijksuniversiteit Groningen