5 keer veilig slikken

Voorkom problemen

Getty Images

Wie zijn medicijnen afhaalt bij de apotheek, kan in de volgende vijf gevallen voor verrassingen komen te staan. Gelukkig kun je zelf veel doen om problemen te voorkomen.

1. Roken beïnvloedt de werking van medicijnen

Rokers hebben van sommige medicijnen een andere dosis nodig dan niet-rokers. Anders kunnen ze last krijgen van bijwerkingen of kunnen hun medicijnen slechter werken. Ook bij wie mindert of stopt met roken, kan de werking van medicijnen veranderen. Veel patiënten weten dit niet, en niet alle artsen en apothekers houden er rekening mee.

Hoe komt dat?

Als je inhaleert, komen nicotine en andere stoffen in sigarettenrook (de PAK’s, polycyclische aromatische koolwaterstoffen) in je bloed terecht. Daar hebben ze invloed op hoe je lichaam op de medicijnen reageert.

Om welke medicijnen gaat het?

  • Sommige medicijnen tegen depressies, zoals tricyclische antidepressiva (TCA, bijvoorbeeld desipramine, nortriptyline, amitriptyline en clomipramine) en selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s, bijvoorbeeld citalopram en paroxetine). Sommige rokers hebben een hogere dosis nodig.
  • Insuline bij diabetes: stoppen met roken kan voor meer insuline in het bloed zorgen. Hierdoor kunt u eerder een ‘hypo’ krijgen.
  • Het hartritmestoornis-medicijn flecaïnide (stofnaam). Roken versnelt de afbraak van dit medicijn. Als u stopt met roken, kan de hoeveelheid van dit medicijn in het bloed toenemen. Hierdoor kan het sterker werken of bijwerkingen geven. Overleg met uw arts voordat u gaat stoppen met roken, of als u ermee begint.
  • Bepaalde middelen tegen angst en onrust (benzodiazepinen): rokers hebben mogelijk een hogere dosis nodig dan niet-rokers.
  • Bloeddrukverlagende middelen betablokkers: rokers kunnen misschien beter een andere bloeddrukverlager slikken, zoals een ACE-remmer.
  • Antistollingsmiddelen, zoals heparine en acenocoumarol, werken wat korter bij rokers. Vooral belangrijk voor hevige rokers die stoppen met roken: waarschijnlijk moet de dosis daarna omlaag.

Wat kun je zelf doen?

Vertel het aan de arts als je bovenstaande medicijnen gebruikt of gaat gebruiken en als je rookt. Overleg ook als je medicijnen gebruikt en je wilt stoppen of sterk minderen met roken, bijvoorbeeld omdat je in een ziekenhuis wordt opgenomen waar niet gerookt mag worden. Het kan zijn dat de dosering dan veranderd moet worden.

2. Alweer een ander doosje

Steeds vaker hebben medicijnen een andere vorm of kleur dan de vorige keer, of de verpakking ziet er anders uit. Dat maakt het moeilijker het overzicht over je medicatie te houden, en vergroot de kans dat je per ongeluk de verkeerde tablet slikt.

Hoe komt dat?

Zorgverzekeraars beslissen elk jaar opnieuw op basis van de prijs welke fabrikant welk medicijn mag leveren.

Wat is het gevolg?

Veel patiënten betwijfelen of al die verschillende medicijnen wel even goed werken. Apothekers zijn bang dat dit wantrouwen negatieve gevolgen heeft voor de therapietrouw.

Om welke medicijnen gaat het?

Vooral geneesmiddelen waarvan het patent verlopen is, worden steeds door andere fabrikanten geleverd en veranderen dus vaak van uiterlijk. Merkloze medicijnen bevatten dezelfde werkzame stof als het merkgeneesmiddel, maar ze zijn een stuk goedkoper. De hulpstoffen kunnen wel verschillen. Sommige patiënten merken dat.

Wat kun je zelf doen?

Je kunt bij de apotheek om het merkgeneesmiddel vragen. Als de apotheker en je arts verklaren dat dat voor jou een medische noodzaak heeft, hoef je dit niet zelf te betalen. Anders wel.

3. ‘Helaas, uw medicijnen zijn momenteel niet leverbaar’

Soms kan de apotheek een geneesmiddel tijdelijk of helemaal niet meer leveren, of alleen tegen extra kosten die je zelf moet betalen.

Hoe komt dat?

De oorzaken verschillen. Bijvoorbeeld:

  • De fabrikant maakt het medicijn niet meer, omdat hij er geen of te weinig winst op kan maken.
  • Het medicijn kan tijdelijk niet gemaakt worden omdat er geen grondstoffen van goede kwaliteit of problemen met de productie(lijn) zijn.
  • Het middel wordt door de fabrikant niet voor de (kleine) Nederlandse markt beschikbaar gesteld, maar alleen voor de grotere afzetmarkten omdat de prijs in Nederland zo laag is.
  • Het medicijn is er wel, maar het wordt niet geleverd door de fabrikant die de zorgverzekeraars hebben uitgekozen en die het goedkoopst is (preferentiebeleid).

Om welke medicijnen gaat het?

Dat wisselt. In 2015 en 2016 waren er bijvoorbeeld leveringsproblemen met het schildklierhormoon Thryrax Duotab. Op www.farmanco.nl kun je zien welke geneesmiddelen 'op' zijn, wanneer ze er weer wel zijn en welke alternatieven er zijn. In 1 procent van de gevallen is er geen alternatief.

Wat kun je zelf doen?

Als je medicijnen niet leverbaar zijn, zoekt de apotheker een alternatief bijvoorbeeld een ander geneesmiddel dat nagenoeg hetzelfde werkt zelf maken of uit het buitenland halen. Als er geen alternatief is, zit je zonder medicijnen. Vul je voorraad medicijnen dus tijdig aan, bijvoorbeeld een week voor ze op zijn.

4. Medicijnen met te weinig of te veel werking

Medicijnen werken niet bij iedereen hetzelfde. Meestal zijn de verschillen klein, maar bij sommige mensen werkt een middel veel sterker dan gemiddeld of juist helemaal niet. Of ze krijgen extra veel last van bijwerkingen. Soms denkt de arts dan dat zij hun medicatie niet innemen.

Hoe komt dat?

Veel medicijnen worden in het lichaam door bepaalde eiwitten (vaak zijn dat leverenzymen) afgebroken. Sommige medicijnen gaan door die reactie werken, bij andere wordt de werking hierna juist gestopt. Hoe snel een bepaald medicijn wordt afgebroken, verschilt van mens tot mens en is deels erfelijk bepaald. De standaarddosis is gebaseerd op de gemiddelde leverenzymactiviteit. Bij zo’n 10 procent van de blanke Nederlanders en bij 30 procent van de Aziatische bevolking werken bepaalde leverenzymen helemaal niet of juist heel snel. Zij hebben vaak een hogere of lagere dosis van hun medicijnen nodig.

Wat is het gevolg?

Soms is zo’n afwijkende enzymactiviteit gevaarlijk, maar het kan ook gewoon lastig zijn als je anders op medicijnen reageert dan je dokter verwacht. Bijvoorbeeld als het daardoor weken of maanden duurt voor de voor jou juiste dosis bepaald is.

Om welke medicijnen gaat het?

  • Middelen tegen depressies (antidepressiva)
  • Middelen ter voorkoming van een psychose (antipsychotica)
  • Middelen tegen hoge bloeddruk en hartritmestoornissen (bètablokkers)
  • Pijnstillers (tramadol, codeïne)
  • Het antikankermiddel tamoxifen
  • Sommige bloedverdunners (cumarines, acenocoumarol, fenprocoumon)
  • Middelen ter behandeling van suikerziekte (antidiabetica)
  • En middelen om de bloedstolling te remmen (bloedplaatjesremmer clopidogrel)

Wat kun je zelf doen?

Je kunt je arts voorstellen om bloedonderzoek aan te vragen naar je enzymactiviteit (je ‘farmacogenetische profiel’) vóórdat je met een behandeling begint. Geef de uitslag door aan je apotheker. Die kan daarmee voortaan je arts een voor jou veilige startdosis adviseren of zorgen dat je medicatie sneller en beter wordt ingesteld.

De uitslag voorspelt echter nooit voor 100 procent hoe je lichaam op een medicijn reageert. Leeftijd, andere medicatie, ziekten, roken en je nierfunctie hebben bijvoorbeeld ook invloed.

5. De apotheker kent vaak je nierfunctiewaarde niet

Veel mensen hebben een slechte nierfunctie zonder dat dat bekend is bij de apotheek. Als je nierfunctie lager is dan 30 ml/min, werken je nieren minder goed waardoor sommige medicijnen en afbraakproducten van sommige medicijnen langer in je lichaam blijven. Dat betekent: meer kans op bijwerkingen.

Als de apotheker je nierfunctiewaarde weet, kan hij zo nodig aan je arts voorstellen om een ander middel voor te schrijven of de dosis aan te passen aan je nieren.

Hoe komt dat?

Bij veel mensen is de nierfunctie nooit bepaald of niet door de arts doorgegeven aan de apotheek, ook al is dat wel verplicht.

Wat is het gevolg?

Als je een verminderde nierfunctie hebt, moet je van sommige medicijnen een lagere dosis krijgen. Andere medicijnen mag je alleen onder strenge controle gebruiken, of zelfs helemaal niet. Negenhonderd mensen komen jaarlijks in het ziekenhuis terecht omdat een verminderde nierfunctie niet bij hun apotheker bekend was.

Om welke medicijnen gaat het bijvoorbeeld?

  • De hartmedicatie digoxine
  • De diabetesmedicatie metformine.

Wat kun je zelf doen?

Als je diabetes, een hart- en vaatziekte of een te hoge bloeddruk hebt, ouder bent dan 70 jaar of dagelijks medicijnen gebruikt, geef dan de apotheker toestemming om je nierfunctie op te vragen bij je arts. Die toestemming kun je mondeling geven.


 

Bron 
  • Plus Magazine