Europese jongeren steeds gezonder en gelukkiger

Getty Images

Europese jongeren zijn gelukkiger en gezonder dan hun leeftijdsgenoten van 10 jaar geleden. Dat blijkt uit een internationale studie naar de gezondheid en het welzijn van jongeren in Europa en Noord-Amerika. Vanuit Nederland werken de Universiteit Utrecht, het Trimbos-instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau mee aan dit grootschalige onderzoek.

Zowel op gezondheid als op welzijn zijn de jongeren in Europa en Noord-Amerika er naar eigen zeggen op vooruit gegaan: ze rapporteren op beide gebieden hogere cijfers dan generaties voor hen. Deze conclusie is te lezen in de onderzoeksbijlage van het European Journal of Public Health, een verzameling van trend-rapportages tussen 2002 en 2010.

De studie is gebaseerd op het Health Behaviour in School-aged Children-onderzoek, een grootschalig onderzoek naar de gezondheid, de leefstijl en het geluk van kinderen in de leeftijd van 11, 13 en 15 jaar in meer dan 40 landen.  

Meer groente en fruit

De internationale studie toont ook aan dat jongeren uit Europa en Noord-Amerika in de periode 2002-2010 steeds meer groente en fruit zijn gaan eten. Tevens rapporteren zij meer lichamelijke beweging dan vorige generaties, zijn hun seksuele activiteiten veiliger geworden en geven ze aan dat ze gemakkelijk bij ouders terecht kunnen met problemen.

Daarnaast is er een afname te zien in het pesten onder de jongeren, en in het wekelijks drinken van alcohol. Steeds minder jongeren roken tabak of cannabis.

Minder positief

Natuurlijk zijn er ook minder positieve ontwikkelingen gesignaleerd. Zo rapporteren jongeren in Tsjechië, Denemarken, Italië, Litouwen, Rusland, Schotland, Slovenië, Zwitserland en de VS in 2010, in tegenstelling tot de algemene trend, minder lichamelijke beweging dan in 2002. De onderzoekers waarschuwen verder dat groepen jongeren in bepaalde gebieden nog altijd een verhoogd risico lopen op een ongezonde levensstijl. In Oost-Europa bijvoorbeeld blijkt overgewicht en obesitas steeds meer voor te komen.

Bron 
  • Universiteit Utrecht