6 vragen over transpireren

Waarom zweten we eigenlijk?

Getty Images

Ieder mens transpireert, dat is heel normaal. Maar nare zweetluchtjes zijn erg vervelend. Gezondheidsnet beantwoordt zes vragen over transpireren en helpt je van die nare geurtjes af.

Waarom transpireren we?

We zweten om twee redenen. Ten eerste om ons lichaam af te koelen. Zweet verdampt wanneer het opgewarmd is door het lichaam. Op die manier raakt het lichaam zijn warmte kwijt. Als het zweet van je lichaam afdruipt, koelt het je echter maar heel weinig af.[ITEMADVERTORIAL]

Ten tweede transpireren we omdat we angstig of gespannen zijn. Waarom transpireren in die situatie voordelig is, is nog onbekend. In sommige gevallen is de regulatie van het zweten verstoord, zoals tijdens sommige ziekten. Op deze laatste vormen van transpireren gaan we hier niet verder in.

Waar zweet je het meest?

Als je angstig of gespannen bent, zweet je het meest in de oksels en in de handpalmen. Wanneer je zweet om het lichaam af te koelen, zweet je het meest op het voorhoofd en op de borst. Je transpireert altijd, bij normale temperaturen raak je een liter zweet per etmaal kwijt. Dat gebeurt onzichtbaar. Als je veel aan lichaamsbeweging doet tijdens warm weer, kun je ruim twee liter vocht per uur uitzweten.

Waarom transpireert de een meer dan de ander?

De hoeveelheid zweet die je 'produceert' is onder andere afhankelijk van leeftijd en geslacht. Jonge kinderen en ouderen zweten minder dan volwassenen, vrouwen zweten minder dan mannen. Dat ligt niet aan het aantal zweetklieren, want dat is bij al deze groepen vrijwel hetzelfde. De oorzaak is dat vrouwen pas bij een hogere lichaamstemperatuur gaan zweten dan mannen en per zweetklier minder vocht uitscheiden. Dat geldt waarschijnlijk ook voor kinderen en ouderen.

Als je aan warm weer gewend bent, ga je eerder zweten; behalve op de borst ook op de armen. Getrainde mensen beginnen bij dezelfde lichaamstemperatuur te zweten als ongetrainde, maar vervolgens zweten ze wel meer. Een enkele keer komt het voor dat iemand totaal geen zweetklieren heeft. Dat is een ernstige afwijking, want zonder zweetklieren kan je snel oververhit raken.

Wat kun je doen tegen te veel zweet?

Tegen zweten om af te koelen hoef je niets te doen, dat is juist goed. Heel snel overmatig zweten in angstige of spannende situaties, kan mensen belemmeren in hun functioneren. In het uiterste geval kan therapie bij een psycholoog helpen. Tegen okselzweet zijn er meerdere merken deodorant te gebruiken. Kijk eens goed op de etiketten en kies er een met een anti-transpiratiestof. Zo’n stof is een aluminiumzout en in de naam van de stof komt dan ook altijd het woord 'aluminium' voor.

Wie dan nog last heeft van okselzweet, of wie last heeft van overmatig zweten van de handen of voeten, kan bij de apotheek andere middeltjes kopen waarin ook aluminiumzouten zitten. Namen daarvan zijn: Aluminiumchloride Oplossing, Antizweet Strooipoeder en Antizweet Vloeistof. Dit moet op de zweetplek gesmeerd worden en enkele uren blijven zitten. Aluminiumzouten blokkeren de afvoer uit de zweetkanaaltjes grotendeels. Ze zijn ongevaarlijk, hooguit veroorzaken ze wat huidirritatie. Ze stoppen lang niet altijd het overvloedige zweten.

Wie daarvan last houdt, kan bij de huidarts terecht voor verdere behandelingen, bijvoorbeeld voor injecties met botuline A toxine (Botox).

Waar komt de geur vandaan?

Zweet zelf ruikt niet; soms komt de geur van kruidig eten of van drank, zoals whisky, mee met het zweet. De typische transpiratiegeur ontstaat doordat bacteriën eiwitten uit het zweet omzetten in stinkende zuren.

Wat doe je tegen de geur?

Misschien ligt het aan kruiden in het eten, probeer eens uit of weglaten ervan helpt. Maak het de bacteriën moeilijk, dus houd de huid droog en schoon. Deodorants met antitranspiratiestoffen zullen de oksel droger houden dan andere. Sommige merken bevatten bacterieremmende stoffen, bijvoorbeeld triclosan. In haarloze oksels blijft minder zweet hangen. Bij zweetvoeten kan de huisarts een antibioticumlotion voorschrijven die bacteriën op de voet doet verdwijnen.

Auteur