BMI of ABSI: wat zijn de verschillen?

En welke methode is het beste om te bepalen of je een gezond gewicht hebt?

Getty Images

ABSI oftewel 'A Body Shape Index' is een nieuwe methode om te bereken of je een gezond of ongezond gewicht hebt. Het is vergelijkbaar met de BMI, maar houdt meer rekening met de vorm van je lichaam. We lichten beide meetmethodes toe.

Wat meet de BMI?

Tot nu toe is de meest gebruikte methode om je gewicht te toetsen de BMI, wat staat voor Body Mass Index. De BMI is een internationaal gebruikte maat, die oorspronkelijk bedoeld is om statistieken over grote groepen mensen te berekenen, niet om te bepalen of een individu te zwaar of te licht is. In de dagelijkse praktijk is het een eenvoudig hulpmiddel om te bekijken of je een gezond gewicht hebt in verhouding tot je lengte. Hiervoor deel je je gewicht in kilogram door het kwadraat van je lengte in meter. Als je bijvoorbeeld 70 kilo weegt bij een lengte van 1.70 meter, dan is je BMI 24,2. Het getal dat uit deze berekening rolt, is bedoeld om je lichaamsgewicht te beoordelen: Ondergewicht < 18,5, Normaal gewicht 18,5 - 24,9, Overgewicht 25 - 29,9, Obesitas > 30.

Wat meet de BMI niet?

Een groot nadeel van de BMI-methode is dat er bij de meting uitgegaan wordt van gemiddelden en er geen onderscheid gemaakt wordt tussen spier- en vetmassa. De BMI zegt niks over de hoeveelheid vet in iemands lichaam en hoe dit verdeeld is, terwijl dat misschien wel belangrijker is dan dat getal op de weegschaal. Een hoog vetpercentage verhoogt het risico op vroegtijdig overlijden, terwijl een grote spiermassa dit risico verlaagt. Zo kan een bodybuilder eenzelfde BMI hebben als iemand met overgewicht, maar bij de bodybuilder bestaat dit gewicht voornamelijk uit spieren in plaats van vet. Ook zegt de BMI niets over de plaats waar lichaamsvet zich bevindt. Een buikje is ongezond, zelfs als je geen overgewicht hebt. Appelvormige mensen, waarbij het vet vooral op de buik zit, lijken meer kans te hebben op vroegtijdig overlijden dan mensen met overgewicht of obesitas met een peervorm. Dit komt omdat het vet dat in de buikholte en rondom de organen zit een hoger risico geeft op bijvoorbeeld een hoog cholesterolgehalte, diabetes type 2, hart- en vaatziekten en sommige vormen van kanker.

Wat meet de ABSI?

Het belangrijkste verschil met de BMI is dat de ABSI wel rekening houdt met de vorm van je lichaam. Met de ABSI meet je behalve lichaamsgewicht, lengte, leeftijd en geslacht, ook de tailleomtrek. Deze meting gaat aan de hand van een formule, waarbij je je tailleomtrek in centimeters deelt door de vierkantswortel van je lengte, en vervolgens vermenigvuldigt met de derdemachtswortel van je BMI. Een lastige som dus, maar daar zijn gelukkig online rekentools voor: in de calculator vul je je je lengte, gewicht, tailleomtrek, leeftijd en geslacht in. Vervolgens wordt je ABSI automatisch berekend. Is de uitkomst van de meting 1, dan loop je een gemiddeld risico op ziekten gerelateerd aan obesitas. Hoe verder je onder de 1 zit, hoe lager het risico is dat je loopt, hoe verder je boven 1 zit hoe hoger.

Wat zijn de nadelen van de ABSI?

In tegenstelling tot de BMI, moet je voor de ABSI zelf een meting uitvoeren. Het eigenhandig meten van je taille vergt wel wat precisie en is daardoor foutgevoelig. Om je taille goed op te meten, zoek je de onderkant van je ribben en de bovenkant van je heupen. Zoek vervolgens het midden tussen deze twee punten en pak een meetlint om de omtrek te meten. Let er hierbij op dat het meetlint loodrecht blijft en je je buik niet inhoudt.

Wat is de beste manier?

Omdat bij de ABSI ook de middelomtrek wordt meegenomen in de meting, geeft deze methode een duidelijker beeld van het risico op ziekten gerelateerd aan obesitas dan de BMI. Ook mensen met een gezond BMI kunnen een verhoogde ABSI hebben, en zich hierdoor bewust worden van mogelijke gezondheidsrisico’s die dit met zich meebrengt. Het blijven beide echter metingen die uitgaan van gemiddelden. Wil je een meer nauwkeurige indruk hebben of er bij jou sprake is van een gezonde of ongezonde lichaamssamenstelling? Ga dan voor een persoonlijke onderzoek en advies naar een diëtist of arts.

Auteur