Posttrombotisch syndroom (PTS) en andere restverschijnselen
Na een trombose loop je risico op restklachten. Dat heeft grote gevolgen voor je dagelijks leven. Sterker nog: weinig mensen realiseren zich dat het zelfs kan leiden tot een levenskwaliteit die vergelijkbaar is met die van patiënten met kanker of hartfalen. Welke restverschijnselen kan trombose geven? En hoe verklein je de kans erop?
Ieder uur krijgen elf Nederlanders trombose in hun been, buik of longen. Onder die elf ook veel hart- en herseninfarcten, die worden veroorzaakt door trombose. Een op de vier mensen overlijdt aan de directe of indirecte gevolgen van trombose. Het is daarmee één van de belangrijkste doodsoorzaken in Nederland.
Wat is trombose ook alweer?
Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Dat kan in principe overal in het lichaam voorkomen. Trombose in een ader heet veneuze of diep-veneuze trombose (DVT). Vaak is dit een trombosebeen. Als een bloedstolsel in een ader losschiet, kan het verderop in het lichaam een verstopping veroorzaken. Dit heet een embolie. Een veel voorkomend voorbeeld is een longembolie. Dat is de meest gemiste diagnose in het ziekenhuis en wordt ook vaak gemist door huisartsen. Een stolsel in een slagader heet een arteriële trombose. Dit kan een hartinfarct of herseninfarct veroorzaken.
Lees ook: Dotterbehandeling bij chronische longembolie kan grote impact hebben
Bij trombose spelen vaak meerdere oorzaken een rol. Soms is helemaal geen aanleiding te vinden en ontstaat spontaan een stolsel. Trombose is ook ook vaak een complicatie bij een andere medische aandoening. Zo is trombose een risicofactor bij kanker. Het kan ook optreden na een operatie waardoor de bloedvaten al beschadigd zijn, zoals een ongeluk waarbij iemand zijn been breekt en daarna bedrust moet houden.
Het posttrombotisch syndroom (PTS)
Een snelle diagnose bij trombose is belangrijk. Zo kan snel worden behandeld en wordt de kans op vervelende restklachten, zoals het posttrombotisch syndroom (PTS), kleiner. Dit is een chronische aandoening aan de aderen (en andere weefsels) van het been of de arm. PTS ontstaat bij 20-50 procent van de mensen die een trombosebeen of -arm hebben gehad. De trombose heeft dan de klepjes in de aderen beschadigd. Dit kan ontstekingen veroorzaken, ook aan omliggend weefsel. Zo'n 10 procent van de PTS-patiënten heeft een levenskwaliteit die vergelijkbaar is met die van patiënten met kanker of hartfalen.
Of iemand PTS krijgt is afhankelijk van:
- De ernst van de trombose: hoe groter de bloedprop, hoe groter de kans dat er klepjes zijn aangetast.
- De plaats in het lichaam van de trombose. Als de trombose hoger in het been heeft gezeten, is er meer kans op PTS.
- Hoe lang de trombose aanwezig is geweest. Als de behandeling snel is gestart en snel resultaat had, is er minder kans op PTS.
Hoe ontstaat PTS?
Normaal gesproken zorgen de klepjes in de aderen ervoor dat het naar het hart teruggepompte bloed niet terugstroomt als je rechtop staat. Als de klepjes door een trombosebeen of –arm niet meer goed functioneren kan het bloed gemakkelijk terugstromen. Hierdoor neemt de druk op de aders en kleine haarvaatjes toe en staat het bloed als het ware stil in gedeelten van de ader, waar dan een ontstekingsreactie kan optreden. Als dit gebeurt, is er sprake van PTS. Ook kan het zijn dat daardoor vocht uit de lymfe minder goed wordt afgevoerd.
Symptomen van PTS
- Beenklachten zoals kramp, jeuk, tintelingen en een vermoeid en zwaar been
- Vochtophoping (oedeem), die gedurende de dag erger wordt
- Eczeem
- Spataderen
- Veneuze claudicatio: een gespannen gevoel in het been met soms heftige 'barstende' pijn na enige tijd lopen
- Een dunne, glanzende huid
- Witte, bruine of rode verkleuringen van de huid
- Op de lange termijn: moeilijk genezende open wonden (ulcus cruris: open been)
Vermoeidheid, kortademigheid en andere klachten
PTS is een chronische aandoening en dus niet te genezen. De klachten lopen enorm uiteen. Iemand met een zeer milde vorm krijgt misschien slechts wat dikke voeten na een dag staan. Terwijl een ander ernstige, soms zwaar invaliderende klachten heeft. De pijn van PTS kan ondragelijk zijn. De vermoeidheid kan ervoor zorgen dat zelfs een blokje om al een uitdaging is. Dit leidt tot sterk verminderde kwaliteit van leven en een lagere levensverwachting.
Naast antistolling, is de meest ingezette behandeling om PTS te voorkomen het dragen van elastische compressiekousen. Deze zorgen voor een verbeterde stroomsnelheid, een afname van oedeem en betere werking van de kuitspierpomp. Uit onderzoek blijkt dat het dragen van zo'n kous in de eerste 2 jaar na de eerste trombose het risico op PTS met de helft vermindert. Ook daarna kan het eventuele restverschijnselen iets verlichten. Meer bewegen en afvallen bij overgewicht kan de klachten ook verminderen, maar verdwijnen doen ze niet. Psychologische hulp kan helpen om te leren omgaan met de blijvende klachten.
- Rijnstate Ziekenhuis
- Maastricht UMC+
- Trombosestichting