De verschillen tussen een gewone trombose of vaccin-trombose
De coronavaccins van AstraZeneca en Janssen worden beide onderzocht op een zeldzame vorm van trombose. Wat zijn de verschillen met ‘gewone’ trombose?
Verschil 1: Vaccin-trombose gaat samen met een tekort aan bloedplaatjes
Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Trombose komt erg vaak voor. Bij gemiddeld twee op de duizend mensen per jaar raakt een ader verstopt door een bloedstolsel. Naar schatting een op de vier mensen in Nederland overlijdt aan (de gevolgen van) trombose, volgens de Trombosestichting. Denk aan een herseninfarct, een beroerte, darminfarct, ooginfarct of een trombosebeen of een longembolie.
Bij de AstraZeneca- en Janssen-vaccins zijn meldingen gedaan van een ongebruikelijke vorm van trombose. De mensen met deze bijwerking krijgen een ernstige trombose in bijvoorbeeld een hersenvat of een buikvat, in combinatie met een tekort aan bloedplaatjes. De vorm heeft als naam gekregen: Vaccine Induced Trombotic Trombocytopenie (VITT), wat letterlijk staat voor ‘trombose met weinig bloedplaatjes door het krijgen van een vaccin’. Het is een bijwerking die ook wel wordt gezien na gebruik van het medicijn heparine, dat normaal juist stolsels oplost.
Bij de andere vaccins van Pfizer en Moderna zijn deze bijwerkingen niet gemeld. Hoe dat komt, is nog onduidelijk. Vooral dat tekort aan bloedplaatjes is bijzonder. Mogelijk valt het eigen immuunsysteem de bloedplaatjes aan. De vaccins van AstraZeneca en Janssen zijn beide vector-vaccins (met een verzwakt verkoudheidsvirus), misschien ligt het daaraan. Maar het kan ook liggen aan een productiefout bij bepaalde batches. Dit moet nog worden uitgezocht.
Verschil 2: Het risico op vaccin-trombose is veel kleiner
Het risico op deze speciale trombosevorm bij de twee coronavaccins is naar schatting 1 op 100.000. Bij het AstraZeneca vaccin zijn in Europa 169 gevallen van hersentrombose gemeld en 53 van buiktrombose, nadat 34 miljoen vaccinaties waren toegediend. Bij het Janssen vaccin zijn 6 gevallen gemeld op 7 miljoen vaccinaties. Dit zijn natuurlijk erg kleine risico’s, als je ze vergelijkt met het risico op trombose in het algemeen (2 op 1000) . Daarbij komt dat COVID-19, waar het vaccin tegen beschermt, zelf een groot risico op trombose geeft. Het risico om ernstig ziek te worden bij COVID is 2 procent. Van de patiënten die op de IC liggen met COVID-19 krijgt de helft trombose.
Verschil 3: De vaccin-trombose is vooral gemeld bij jongere vrouwen
Dat is opmerkelijk, want het risico op ‘gewone’ trombose neemt met name toe vanaf 65 jaar. De meldingen van vaccin-trombose zijn juist gedaan bij jongere vrouwen. De EMA vindt het te vroeg voor conclusies, vanwege gebrek aan cijfers. Vooral zorgmedewerkers (meestal vrouwen) zijn ingeënt met deze vaccins, dat kan ook een verklaring zijn. Ook is het nog niet zeker dat de bijwerking vaker voorkomt bij jongeren. Ouderen hebben immers zo vaak last van trombose, dat deze gevallen van trombose misschien niet zijn opgevallen of gemeld als bijwerking.
Meer weten?
Luister naar deze twee podcasts, die gaan dieper in op de risico’s van vaccin-trombose. Deze podcast van apotheker Harm Geers (aflevering #25) en deze podcast van NRC. Weten op welke symptomen je moet letten? Lees hier verder.