5 vragen over... chronische myeloïde leukemie (CML)

Kanker van het bloed en het beenmerg

Getty Images

Wat is chronische myeloïde leukemie, waardoor krijg je het en hoe wordt deze vorm van kanker behandeld? We  stelden Gert Ossenkoppele, professor hematologie aan het VUmc, 5 vragen over deze ziekte.

1. Wat is chronische myeloïde leukemie? 

"Chronisch myeloïde leukemie (CML) is een kanker van het bloed en het beenmerg. Witte bloedcellen zijn gaan woekeren. Deze cellen hopen zich op in het beenmerg en kunnen de aanmaak van andere bloedcellen verstoren. Deze leukemiecellen verplaatsen zich ook naar de bloedbaan waardoor er veel te veel witte bloedcellen in het bloed komen. Dit kan leiden tot 'stroperig' bloed, waardoor er allerlei klachten kunnen ontstaan.

Ook hopen de witte bloedcellen zich op in de milt, waardoor deze sterk vergroot. Als er door verdringing in het beenmerg een tekort aan rode bloedcellen en bloedplaatjes ontstaat, krijg je bloedarmoede en een verhoogde kans op bloedingen. 

CML ontwikkelt zich langzaam. Veel mensen merken er lange tijd niets van. In de vroege stadia wordt CML vaak toevallig tijdens een bloedonderzoek gevonden. De symptomen die bij CML kunnen ontstaan zijn niet uniek en komen ook bij veel andere bloedkankers voor, namelijk bloedarmoede, een verhoogde kans op bloedingen, onverklaarbare blauwe plekken, een gezwollen milt die ongemak veroorzaakt, pijn in de botten, onverklaard gewichtsverlies en overmatig zweten."

2. Wat is de oorzaak?

"Naar schatting krijgen elk jaar 200 à 300 Nederlanders de diagnose CML. Het komt vaker voor bij 50-plussers en vaker bij mannen dan bij vrouwen.

Chronische myeloïde leukemie is niet erfelijk. Waardoor het ontstaat is onbekend. Wel komt het meer voor bij mensen die aan radioactieve straling zijn blootgesteld, zoals onder overlevenden van de kernramp van Tsjernobyl en de atoombomaanval op Hiroshima.

Bij de meeste patiënten met CML wordt een abnormaal chromosoom gevonden, het zogenaamde Philadelphia chromosoom. Dit chromosoom zorgt voor het ontstaan van een eiwit (BCR-ABL) dat verantwoordelijk is voor de abnormale ontwikkeling en snelle groei van witte bloedcellen bij CML."

3. Hoe wordt CML behandeld?

"CML gaat altijd van een chronische fase over in een acute fase die niet goed te behandelen is. Zonder behandeling overlijden patiënten dan ook na enkele weken tot een paar jaar. Gelukkig zorgen de huidige behandelingen ervoor dat de levensverwachting voor het merendeel van de patiënten zeer goed is. Meer dan 95 procent van de mensen met de aandoening behoort nu tot lange overlevers, omdat artsen voorkomen dat de ziekte naar een acute fase evolueert.

Hoewel er verschillende behandelingen mogelijk zijn, bestaat de primaire behandeling van CML uit tyrosine kinase-remmers. Bijvoorbeeld imatinib, nilotinib of dasatinib. Dat zijn pillen die het BCR-ABL-eiwit remmen dat verantwoordelijk is voor de leukemie. Bij vrijwel alle patiënten - vooral zolang de ziekte zich nog in de chronische fase bevindt - zorgen deze middelen voor een snel herstel van de bloedwaarden. De behandeling heeft meestal wel wat bijwerkingen, maar de meeste patiënten kunnen een min of meer normaal leven lijden.

Ook blijkt dat bij veel patiënten na een periode van één tot vijf jaar behandeling nauwelijks nog abnormale cellen aangetoond kunnen worden. Op dit moment adviseren we patiënten met CML om hun leven lang deze remmers te gebruiken.

Ondanks deze goede resultaten komt bij een laag percentage patiënten resistentie voor deze medicatie voor. Het kan dan helpen om over te stappen op een andere remmer. Ook onderzoeken we momenteel nog krachtigere remmers van het abnormale eiwit. Afhankelijk van de leeftijd en de conditie van de patiënt kan bij blijvende resistentie gekozen worden voor een stamceltransplantatie."

4. Kunnen CML-patiënten zwanger worden?

"Onder bepaalde voorwaarden kunnen patiënten zwanger worden. De ziekte zelf of de behandeling (met uitzondering van de stamceltransplantatie) zorgen niet voor onvruchtbaarheid. We raden een zwangerschap tijdens gebruik van de remmers wel af, omdat er dan een verhoogd risico is op geboorteafwijkingen."

5. Wat biedt nieuw onderzoek?

"Om resistentie te bestrijden, verrichten we onderzoek naar nog krachtigere middelen. Daarnaast hopen we dat bij een deel  van de patiënten na een aantal jaren remmers slikken kunnen stoppen met deze middelen. Het lijkt erop dat dat inderdaad kan bij een deel van de patiënten dat heel erg goed reageert op de behandeling."

Auteur